ZONDAG, 07 FEBRUARI 2010 21:58 |
Men staat erbij en kijkt ernaarEen stadsbestuur dat niet stuurt en de nadelige gevolgen ervan voor de bewoners
In een open economie als de Nederlandse kan een gemeentebestuur de economische ontwikkeling van de stad slechts beperkt beïnvloeden. Op het vlak echter van stedenbouw, ruimtelijke ordening, de verdeling van stedelijke functies, de inrichting van buurten en wijken, het gebruik van de openbare ruimte, heeft de gemeente wel meer beleidsruimte. Maar helaas: het Utrechtse bestuur benut deze ruimte te weinig. Het laat de ontwikkelingen vooral over aan ‘het vrije spel van maatschappelijke krachten’ waarvan ze de uitkomst voorziet van een verpakkingswikkel: de beleidsnota. Het feitelijk stuurloze beleid heeft grote nadelen voor de bewoonbaarheid en het leefmilieu van de stad. Daarom is in het belang van de Utrechtse burgers een diepgaand maatschappelijk debat over de benutting van de beleidsruimte dringend nodig.
In de late Middeleeuwen was Utrecht een van de grootste en belangrijkste steden van westelijk Europa.
Uit de slaap Een van Nederlands grootste bouwbedrijven en projectontwikkelaars, het in Utrecht gevestigde Bredero’s Bouwbedrijven, wist na een intensieve lobby het gemeentebestuur van Utrecht te verleiden tot een avontuurlijke onderneming, waarvan de financiële, economische, stedenbouwkundige en sociale grenzen weinig zichtbaar waren. Het avontuur betrof de bouw van Hoog-Catharijne. Om daarvoor ruimte te scheppen werd een statig-mooi en levendig deel van de binnenstad afgebroken en werd het centraal station gemoderniseerd en verbonden met het destijds grootste overdekte winkelcentrum van Europa. Daarnaast werd de nabije omgeving geherstructureerd, overigens minder vergaand en ingrijpend dan een hoofdstroom in het gemeentelijk apparaat wilde. De onderneming stuitte gedurende enkele decennia op financiële grenzen en sociaal-politiek verzet.
Utrecht was zo in het bezit gekomen van een winkelcentrum dat, met het al aanwezige winkelbestand, een enorme overcapaciteit had. Al gauw werd er tot in Heerenveen en Kerkrade geadverteerd met de oproep om Utrecht en dan speciaal ‘Het Winkelhart van Nederland’, te bezoeken. Dat had het gewenste effect. Van heinde en verre kwamen de winkel- en stadsbezoekers.
Utrecht op de kaart Universiteit en hogeschool ontwikkelden zich op basis van rijks- en Europees beleid. De NS, de Raad van Grootwinkelbedrijven (nadien omgedoopt tot het neutralere Raad Nederlandse Detailhandel), banken en verzekeringsmaatschappijen, onroerend goedbedrijven, de Jaarbeurs, handelsbedrijven, advocaten-notarissen-accountants, adviesbureaus, enzovoort, alle zetten hun eigen lijnen uit en stelden en stellen aan Utrecht voorwaarden voor hun vestiging, hun uitbreiding of de intrekking of bijstelling van een voorgenomen krimp of verhuizing.
De ruimte die er was en is om ontwikkelingen in redelijke banen te leiden heeft Utrecht slecht benut. Met een actievere opstelling en meer creativiteit zou het aandeel van productiebedrijven en productontwikkelaars in de economie van de stad niet zo sterk achteruit zijn gegaan als in werkelijkheid gebeurde. Utrecht steunt vooral op handel, dienstverlening en kennisproductie. Met deze economische activiteiten is niks mis, maar een breder palet ware gewenst met het oog op de werkgelegenheid op lange termijn.
Ook met betrekking tot de stedenbouw en de ruimtelijke- en economische ordening en is weinig creativiteit aan de dag gelegd. Er is aan ontwikkelaars en aannemers volop ruimte geboden om hun eenvormige, veelal in zichzelf gekeerde, inhumane en te dure industriële bouwproducten neer te zetten.
De trotse en ferme presentatie van sommige leden van het stadsbestuur ten spijt is in het Nederlandse bedrijfsleven wijd en zijd bekend dat Utrecht sinds jaar en dag een zwak bestuur heeft. Er wordt gezegd, maar dat is overdreven, dat in Utrecht alles kan. Maar dat er veel kan is zeker. Dit heeft waarschijnlijk minder te maken met een houding van meegaandheid dan met grote kwaliteitstekorten in het bestuur, ambtelijk apparaat en diensten. Door de kwaliteitstekorten wordt er onvoldoende stuur gegeven en wordt een zekere mentale luiheid in de hand gewerkt. De kwaliteitstekorten zijn en worden gemaskeerd met de inzet van kostbare stromen interim- en andere inhuurmedewerkers die veelal geen kennis van en oog voor de stadscontext hebben en veelal geen authentiek gevoel voor Utrecht en de Utrechtse burgers kunnen ontwikkelen, daar zij van klus naar klus gaan.
De publieke ruimte in dienst van het neringdoen Landelijk en internationaal opererende filiaalbedrijven en franchise-winkelformules hebben een aanbodgeorienteerd standaard-assortiment, met standaardpresentatie in standaardwinkelruimten, in toenemende mate achter standaardgevels, façaden van erbarmelijke architectuur. Deze bedrijven kan men overal elders ook aantreffen. Zij hebben geen binding met plaatselijke gegevens en de ‘couleur locale’.
Tegelijk zijn de openbare ruimten tot private-commerciële publiektrekkers verworden. De openbare ruimte, met inbegrip van het schaarse openbare groen (waarvan de functie verdrongen wordt), wordt meer en meer ingenomen door privé-initiatieven. Er is een nieuw soort stedelijkheid ontstaan, waarin het consumeren, recreatie en het ondergaan van belevenissen de overhand hebben gekregen.
De publieke ruimte is zodanig vormgegeven, ingericht en aangekleed dat het publiek zich hoe dan ook gevoelsmatig verbonden zal voelen met het gebied waarin het zich bevindt, maar dat niets van doen heeft met een fundamentele beleving. Dat gebeurt door middel van vaak slordig aangebrachte, met de historie van de plek strijdige architectuurelementen en rekwisieten (b.v. de horecazone aan de Oudegracht, de schildering van het kerkinterieur tegen de westgevel van de domkerk, de Venetiaanse gondel in de gracht), die een specifiek gevoel, een sfeer moeten oproepen. In deze sfeer wil de doelgroep tegen een buitensporige betaling wel consumeren en zich een tijdje verpozen.
Veel bedrijven kunnen zich niet meer door hun product of dienstverlening onderscheiden en proberen op een andere manier een extra dimensie aan hun verkoopwaar te geven. Ze voegen een zekere mate van theatraliteit en leukigheid aan hun product toe. Zij leveren een belevenis aan de klant. De emotionele component, wordt bij verkoop steeds belangrijker terwijl kwaliteit en prijs van het product er minder toe doen. Om zich te onderscheiden verplaatsen zij hun bedrijvigheid tegen betaling van een fooi (legesgelden) naar de openbare ruimte, de straat, de schaarse parken en pleinen, en onttrekken deze met steun van het stadsbestuur aan het normale gebruik en heffen soms zelfs entree.
De hier geschetste ontwikkeling zet sinds zo’n vijfentwintig jaar in toenemende mate een stempel op de binnenstad. De binnenstad is in zijn profiel tegenstrijdig: ‘pretpark’ en ‘cultuurstad’.
Om de alsmaar groeiende stroom van genieters van stadsbelevenissen en de funshoppers van elders naar de standaardwinkels en horeca van Utrecht te lokken, zet de gemeente sterk in op het vergroten van het aantal gemotoriseerde stadsbezoekers, immers slechts circa 10 % van de stadsbezoekers komt per auto. Er zit nog potentieel onder de verstokte automobilisten. Het percentage gemotoriseerde stadsbezoekers wil men opkrikken door vanaf de snelweg een nieuwe verkeersader naar de binnenstad te leiden (Spoorlaan) en door bestaande routes te optimaliseren. Hiermee zijn gigantische bedragen gemoeid en moeten stad en haar begroting jarenlang op de kop. In brede stroken langs deze verkeerswegen wordt het leefklimaat (en vanwege de verkeersemissies en het verkeersgeluid ook de gezondheid) blijvend aangetast.
Groei voor alles Voor de hiervoor kort geduide onderling samenhangende ontwikkelingen is nooit expliciet gekozen. Evenmin werden en worden de ontwikkelingen in hun gevolgen voor de stad en zijn bewoners weloverwogen en feitelijk aangegeven.
Noch over het economisch- en werkgelegenheidsbeleid van de stad, noch over stedenbouw en ruimtelijke ontwikkeling, noch over de architectuur, noch over de functies van de stad, in het bijzonder de binnenstad, is ooit een fundamenteel debat gevoerd, niet binnen opeenvolgende colleges van B&W, niet in de gemeenteraad en zeker niet met de stadsbewoners. Het weinige op facetten gevoerde debat tussen stadsbewoners en gemeentelijke organen wordt door de gemeente zo sterk ingekaderd dat de burger zijn verhaal niet goed kwijt kan en van zijn inbreng niets terug ziet, zelfs niet in verslagen.
Het gemeentebestuur wil geen bijwagen meer zijn van Amsterdam, Rotterdam en Den Haag. Het gemeentebestuur wil groei, groei van alles. Waar doet men hiervoor meer inspiratie op dan bij projectontwikkelaars en vastgoedondernemers die men niet op kantoor treft, maar op de Mipim-vastgoedbeurs in Cannes of onder NIROV-vlag in Dubai en Abu Dhabi? Het gesprek met bewoners van Kanaleneiland kan hier niet tegen op.
De volksvertegenwoordiging wacht een loodzware taak Het gemeentebestuur speelt roulette met de belangen van de stad en zijn inwoners. Hoewel er voldoende beleidsruimte is geeft het gemeentebestuur veel te veel ruimte aan ‘het vrije spel van de maatschappelijke krachten’, men ziet het aan en hoopt op een goede afloop. Zijn woorden moeten anders doen denken, maar het gemeentebestuur is stuurloos ten aanzien van de ontwikkelingen en heeft geen vat op het gemeentelijk apparaat. Met ernstige gevolgen voor de burgers.
Wil de nieuwe volksvertegenwoordiging iets voor de stad betekenen dan zal zij de hiervoor geschetste stand van zaken fundamenteel moeten aanpakken, niet in nederige onderworpenheid aan B&W, raadspresidium en het ambtelijk apparaat, maar in open debat met de belanghebbende bevolking, een debat met – lang niet vertoond – het karakter van wederkerigheid.
Het ter harte nemen van deze gedachten vergt van de raadsfracties dat ze het door de directeuren van gemeentelijke diensten al voor de verkiezingen geschreven concept-collegeprogramma (ten onrechte ‘De staat van de stad’ geheten), dat de nieuw gekozen raad krijgt uitgereikt, als ongewenst terzijde schuiven. |
Reacties
2. Wat ik mis: Utrecht zat jarenlang ‘op slot’. Dank zij (vooral) Leidsche Rijn is er weer ruimte. Ik vind het gemeentebeleid om de bestaande stadwijken met een zorgelijk eenzijdige bevolking (lage CES, veel allochtonen) te differentieren via gevarieerde woningbouw prima. In Leidsche Rijn is compenserende sociale woningbouw gepleegd. Ik vind met name Zuilen en Hoograven prachtig opgeknapt.
3. Het Stationsgebied wacht ik met spanning af. Enerzijds fijn dat er weer water door de hele singel gaat stromen en de Catharijnebaan vervalt. Anderzijds veel megalomane nieuwbouw…Tot zover mijn reactie, succes!
Quoting